De implosie van Amsterdam

Gepubliceerd op 16 april 2021

Dat we in 2025 het 750-jarig bestaan van Amsterdam vieren is een misverstand volgens schrijver Bas Kok. En wel omdat de dorpen rond Amsterdam, die al zo’n 200 jaar ouder waren, de basis vormden voor het ontstaan van Amsterdam. En dat daarom Amsterdam dus al rond 1100 moet zijn ontstaan in plaats van in 1275. Maar betekent dat nu dat Amsterdam met deze eer gaat strijken, of komt deze juist toe aan deze omringende veel oudere dorpen?

Lees er alles over in het verhaal van Bas Kok dat zaterdag 17 april in de NRC zal verschijnen onder de titel “De implosie van Amsterdam”. Hieronder de integrale tekst van het artikel met alle afbeeldingen, gevolgd door een nawoord.

 


De implosie van Amsterdam

Essay     Het jubileumfeest in 2025 wordt in het verkeerde jaar gevierd, stelt schrijver Bas Kok: Amsterdam ontstond niet in de dertiende eeuw maar beduidend eerder, ergens rond het jaar 1100. En: de dorpen rondom maakten de stad – niet andersom. Een essay over de geschiedschrijving van Amsterdam.

 

De kerk in Sloten in de winter, Jan Abrahamsz. Beerstraten, 1640-1666. Rijksmuseum Amsterdam. 

 

De beroemdste stad van ons land is relatief jong. Nijmegen, Utrecht, Leeuwarden, Maastricht en Dordrecht zijn ouder. Maar het meest verbazingwekkend is dat ook de plaatsen in het directe ommeland van Amsterdam ouder zijn. Sloten, Diemen, Ouderkerk aan de Amstel en een aantal dorpjes van Waterland bestonden één à twee eeuwen eerder. Deze middeleeuwse dorpen zijn tegenwoordig tamelijk anoniem onderdeel van uitgestrekte buitenwijken als Nieuw-West, Zuidoost en Noord.

 

Diemen: de kerk en het dorp, gezien vanuit het noordoosten. Claes Jansz Visscher (1587 - 1652). Stadsarchief Amsterdam.

 

Amsterdam heeft zijn buitenwijken en buurgemeentes de laatste eeuwen niet met veel egards behandeld. Alles draaide om de grachtengordel en die paar fijne uitbreidingen in de centrumbiotoop van de stad. De stadsrand van Nieuw-West, Noord, Zuidoost en plaatsen als Diemen en Weesp dienden – al dan niet officieel geannexeerd – vooral ten behoeve van volkshuisvesting en industrie. En sinds kort ook als zoeklocatie voor mega-windturbines die toch vooral uit het zicht van de UNESCO-grachtengordel moeten blijven.

Korte tijd hadden de buitengewesten enige autonomie als stadsdeel, maar inmiddels worden ze weer geregeerd vanuit de centrale stad. De buitenwijken klagen de laatste jaren dat de Stopera ze met weinig kennis van lokale aangelegenheden behandelt. Er is weinig respect voor het feit dat juist de buitenwijken van Amsterdam de bakermat van de stad vormen.

Sterker nog: het besef daarvan ontbreekt. In de geschiedschrijving van Amsterdam spelen de buurten geen rol. Het jaar 1275 – waarin het toldocument naar de stad verwees – is het officiële jubileumjaar en dient als startpunt van de geschiedschrijving. Dat de huidige buitenwijken ruim voor dat jaar al een stevige basis voor de stad legden is jammer-dan. Ze vallen buiten de stadskroniek.

 

Een prent met vier dorpen onder elkaar: Amsterveen, Slooten, Slooterdyk en Osdorp. Uit een boek van Commelin / ca. 1693. Stadsarchief Amsterdam.

 

Het probleem met de geschiedschrijving van Amsterdam is dat de eerste serieuze historici pas in de achttiende eeuw begonnen. Ze borduurden voort op het verhaal van Joost van den Vondel die in 1637 de historie van Amsterdam als inspiratiebron gebruikte in zijn Gijsbrecht van Aemstel. Een toneelstuk om de notabelen een trots stadsgevoel te geven. In later jaren dateerden de geschiedschrijvers met zeer beperkte wetenschappelijke middelen de eerste vaste bewoning van Amsterdam op ergens tussen 1200 en 1250. Een slag in de lucht. De afgelopen twintig jaar heeft de archeologie dankbaar gebruik kunnen maken van de innovatie met koolstofonderzoek. Bij de opgravingen van de Noord/Zuidlijn – begin deze eeuw – is de koolstoftechniek toegepast. Wat blijkt? Amsterdam ontstond niet in de dertiende eeuw maar beduidend eerder, ergens rond het jaar 1100.

 

 

Is dat zo schokkend? Jazeker, want dat werpt een nieuw licht op de wording van Amsterdam. In die jaren maakten de Amstellanders in het huidige ‘Amsterdam binnen de ring’ nog niet de dienst uit. De Kennemers en Waterlanders waren zeker zo bepalend. In de buurt van het Olympisch Stadion lag een soort drielandenpunt. Ten zuidoosten lag Amstelland, ten noordoosten Waterland en ten westen zaten de Kennemers. Op websites van de lokale heemschutters van Sloten en Oud Osdorp staat dat ‘Sloten zo’n twee eeuwen ouder is dan Amsterdam’. De oudste vermelding dateert uit 1063, toen er sprake was van een kapel te ‘Sloton’. Die lag aan de zuidwestpunt van het toenmalige ‘Slootermeer’. Dat is ruim twee eeuwen voor het jubileumjaar 1275. Aan de zuidoostkant van het gebied had de Amstel haar stroomgebied op precies de plek waar de vernoeming nog steeds ligt: in het Amstelland. Het grensgebied van het huidige Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht.

Het ‘oergebied’ van Amsterdam, inclusief de latere grachtengordel, behoorde in de jaren van haar ontstaan waarschijnlijk bij Groot-Waterland. Net als de Kennemers en de Amstellanders waren de Waterlanders minstens een paar eeuwen eerder aanwezig dan 1275. Daar ligt een opmerkelijk gegeven dat de deskundigen tot op de dag van vandaag bezig houdt. In de vroege jaren van de Kennemers, Amstellanders en Waterlanders was er in de huidige oude stad nog geen Amstel en geen IJ. Ten tijde van de eerste nederzetting van Amsterdam was er één rivier op de plek van het Damrak: het Waterlandse Die. Dit was, net als de ruim vier kilometer zuidelijker gelegen Amstel, een veenrivier. Het Die ontsprong uit een ‘meerstal’ bij de huidige Stopera. De waterloop maakte bij de Munt een bocht – die ook nu nog herkenbaar is – om via het Rokin en Damrak verder te stromen naar het noorden. Hij waterde uit ter hoogte van Uitdam in het Almere, een groot zoetwatermeer op de plaats van het huidige IJsselmeer.

Rond 1100 was Amsterdam een lastig begaanbaar hoogveengebied. De sliblaag van het Waterlandse Die – de ‘stelle’ – bezat enige stevigheid die een welkome mogelijkheid bood om woningen standvastig te bouwen. Vanaf de bestaande plaatsen in Groot-Waterland was het ongeveer drie uur varen naar het huidige Damrak. Voor Kennemers en Amstellanders was het latere Damrak lastiger bereikbaar omdat een waterweg ontbrak, en de weg over hoogveenland een levensgevaarlijk moeras was. Maar een durfal uit Sloten, Diemen of Ouderkerk kon het gebied bereiken.

 

Het geruïneerde koor van de oude kerk te Sloten met daarachter de nieuwe kerk, Roelant Roghman, 1637-1677. Stadsarchief Amsterdam.

 

Amsterdam ontstond dus veel eerder dan dat jubileumjaar 1275 dat we straks in 2025 massaal gaan vieren. Dat Amstel en IJ in Amsterdam avant-la-lettre nog niet present waren wordt door de officiële geschiedschrijvers van de stad genegeerd. Op de plek van het latere Damrak was het ongetwijfeld een tamme bedoening, maar is dat een reden om de eerste anderhalve eeuw van Amsterdam uit de geschiedenis te verwijderen? Waterlanders moeten er aan hun veenrivier in de eerste eeuw van Amsterdam in betrekkelijke afzondering kwartier hebben gemaakt. Wisten zij veel dat die plek wereldberoemd zou worden.

Dat is allemaal te danken aan een serie enorme stormvloeden rond het jaar 1170. De Allerheiligenvloed was een gigantische stormvloed waarbij het Vlie ter hoogte van Vlieland doorbrak. Het leidde ertoe dat het water vanuit het Almere in de oude bedding van het droogliggende OerIJ stroomde. Na een serie overstromingen tussen 1170 en 1175 werd het IJ gevormd. Deze vloed maakte van dat Almere de Zuiderzee. In het gebied van Amsterdam bleven alleen de hoger gelegen stukken boven water.

Dát moet het moment geweest zijn dat de Amstellanders en Kennemers gewekt werden. Het lange tijd weinig waardevolle gebied aan weerszijden van een veenriviertje stond plotseling in verbinding met een nieuwe zee – de Zuiderzee. Het moet zich hebben rondgezongen dat de plaats met de insteekhaven aan het nieuwe IJ enorm aantrekkelijk was. Wat volgde is het best te typeren als een implosie. Vanuit de bestaande plaatsen die Amsterdam omringden stroomden de mensen toe. Behalve Waterlanders waren dat Amstellanders, Diemenaren, Weespers en het volk van Sloten. Ze trokken van buiten naar binnen. Wat een eeuw lang een onbeduidend nederzettinkje was, groeide uit tot een verzamelplaats van ervaren watermanagers, handelaars en ambachtslieden. De aanleg van zeedijken, kanalen en de beroemde Dam waren vermoedelijk aan de vereende krachten van deze implosie te danken.

 

Zicht op het dorp Sloterdijk vanaf de Spaarnwouderdijk/Velserweg. Op de voorgrond rechts troepen van stadhouder Willem II. Roelant Roghman (1637-1677). Stadsarchief Amsterdam.

 

Een van de huzarenstukjes van destijds was wellicht het in goede banen leiden van de Amstel. Tot in de dertiende eeuw liep deze veenrivier tot de Omval nabij het huidige Amstelstation. Het is in deze jaren dat hij verbonden is geraakt met het Waterlandse Die ter hoogte van de huidige Stopera. Of dit kaarsrechte stuk ter hoogte van het huidige Carré nu graafwerk is geweest of het kanaliseren van natuurlijke rivierloop die z’n overtollig water kwijt moet, is de minst interessante vraag. Boeiender is de praktische consequentie dat het overvloedige water van het Amstelland nu een boezem had in noordelijke richting. Nog verstrekkender was het gevolg van narratieve aard: sinds de doorsteek werd het Waterlandse Die steeds vaker als ‘Amstel’ aangeduid.

De meeste geschiedschrijvers houden het startpunt van Amsterdam graag op 1275, sommigen laten het een eeuw eerder beginnen in 1175. De archeoloog of historicus die het aandurft om het werkelijke begin – dat bij benadering nog een eeuw eerder ligt – als uitgangspunt te nemen lijkt een heilig voorschrift te schenden van de geschiedschrijving van Amsterdam. Die eerste eeuw van Amsterdam past simpelweg niet in het verhaal dat we de buitenwereld willen vertellen. Het is taboe. Als het onverhoopt ter sprake komt, wordt die vroege ontstaansgeschiedenis gemarginaliseerd. ‘Het was maar een klein volkje’ of ‘Het kan zo zijn, maar we hebben er geen herinnering aan’.

Die eerste eeuw van Amsterdam past simpelweg niet in het verhaal dat we de buitenwereld willen vertellen. Het is taboe.

Huis en boomgaard aan de Spaarndammerdijk, ter hoogte van de huidige begraafplaats Sint Barbara. Claes Jansz Visscher (1587-1652). Stadsarchief Amsterdam.

 

Het gewenste narratief dat overeind moet blijven is immers ‘de stad aan Amstel en IJ’. Maar de eerste bewoners aan de stelle die later de Amestelle werd, kenden geen Amstel en IJ. Archeologen en historici weten dat, maar houden het Amstel-IJ-paradigma overeind met een redenering als ‘Amsterdam is twee keer ontstaan, eerst rond 1100 en daarna nog een keer’.

Dat laatste is een drogreden. In geschiedschrijving duurt een tijdperk vaak eeuwen of soms millennia. Het 75 jaar eerder ontstaan van Amsterdam zonder Amstel en IJ afdoen als een eerder en niet ter zake doend tijdperk is gekunsteld.

 

Sloten met op de achtergrond de kerk, gezien vanuit het zuidoosten. Daniel Schellinks (1627-1701). Collectie Noord-Hollands Archief.

 

Een gemiste kans. Het nieuwe inzicht van het eerdere ontstaan van Amsterdam biedt juist extra gelaagdheid. Het bijzondere aan de geschiedenis van Amsterdam is juist die afwijkende historische ontwikkeling. Waar veel andere beroemde steden het antieke beginpunt vormden en van daaruit uitdijden, is Amsterdam van begin af aan een smeltkroes. Traditionele steden vormen zich van binnen naar buiten, als jaarringen van een boom – van klein naar groot, van oud naar nieuw. Zo’n stedelijke ontwikkeling zou je een als ‘geleidelijke explosie’ kunnen typeren. Amsterdam heeft een omgekeerd groeiproces. Een implosie: van buiten naar binnen, van nieuw naar oud. Het DNA van Amsterdam kent een minder eenduidige maar zeker zo ‘inclusieve’ basis waarbij de omliggende plaatsen een hoofdrol spelen. Dit verhaal doet recht aan de belangrijke rol van de buitenwijken en stadsranden die zich nu vaak een afvoerputje voelen en kampen met imagoproblematiek. Daar mag een nieuw soort trots voor in de plaats komen.

 

Spaarndammerdijk 681 met de Nederlands hervormde Petruskerk te Sloterdijk (gravure). Stadsarchief Amsterdam.

 

Ruim achthonderd jaar na haar ontstaan klotst de stad tegen de rand van haar eigen bakermat terug. In Nieuw-West, Noord, Oost, Zuidoost en Zuid staan de pittoreske dijkhuisjes en gemeentehuizen anachronistisch in moderne nieuwbouwwijken. Er staan veel houten huizen uit de zeventiende eeuw tussen. Net als in het oude centrum van Amsterdam zijn de oudste bouwwerken er verwoest door stormvloeden, stadsbranden en de Tachtigjarige Oorlog.

 

 

Wie vanuit de grachtengordel Amsterdam verlaat, gaat niet de historische stad uit maar er juist dieper in.

 

Boerderij aan een vaart: Ouderkerk aan de Amstel, Rembrandt van Rijn, ca. 1641. Rijksmuseum Amsterdam.

 

Inwoners van de buitenwijken veronderstellen dat hun plaats altijd in de schaduw van de grote stad Amsterdam heeft geleefd. Maar de nieuwe buitenkant van de stad is op een bepaalde manier de oude binnenkant. Daar in Amsterdam-Zuid en Zuidoost is de Amstel de originele Amstel uit de middeleeuwen. En daar in Nieuwendam bij het Grote en Kleine Die sta je aan de échte bronrivier van de stad waar die beroemde Dam in is gelegd. De grensrivier van de Kennemers, de Grote Hollandse Waterscheiding, loopt dwars door Amsterdam-West – al luisteren ze nu naar namen als Kostverlorenvaart en Schinkel.

Ja, wie binnenkomt in Noord, Zuidoost, Buitenveldert, De Aker en Nieuw-Sloten, arriveert al direct in de oudste stukjes van de stad. Wie vanuit de grachtengordel Amsterdam verlaat, gaat niet de historische stad uit maar er juist dieper in. Dat is de prachtige dubbelzinnige historische gelaagdheid van Amsterdam.

Bas Kok is auteur van Metromorfose (2018) en Oerknal aan het IJ (2016).


NAWOORD

Volgens Bas Kok is Amsterdam dus niet ontstaan als een explosie (van klein centrum met uitgroei naar de randen), maar via een implosie, waarbij de bewoners van de omringende dorpen naar elkaar toekwamen op de plek die opeens een aantrekkelijk centrum bleek te zijn. Dat kan best waar zijn, maar daarna kwam tóch nog de explosie waarbij al die omringende dorpen, die dus de basis van de stad zouden zijn, door de landhonger van de stad werden geannexeerd.

Dat de omringende dorpen er al zo’n twee eeuwen eerder waren klopt, gezien de diverse historische bewijzen, zoals Sloten in 1063 waarin melding was gemaakt van een kapel aan de Slotermeer. Van Amsterdam werd pas voor het eerst in 1275 melding gemaakt vanwege een tolprivilege. In beide gevallen ligt het ontstaan wellicht nóg eerder, maar staat dit niet ergens vermeld.

Dat de viering van 750 jaar Amsterdam in 2025 onjuist zou zijn, valt te bestrijden. Want 1275 is nu eenmaal het eerste jaar waarin Amsterdam als zodanig in een bron wordt vermeld. Om het ontstaan van de stad nu op te hangen aan de omringende dorpen die 200 jaar ouder zijn, is geen verdienste van Amsterdam, wél van de afzonderlijke omringende dorpen. Dus: "Amsterdam, áfblijven van die dorpen, je hebt al die jaren al genoeg geannexeerd…!"

Theo Durenkamp, 16 april 2021.

 

Zie ook: https://slotenoudosdorp.nl/de-voormalige-gemeente-sloten-in-de-krant/