Kleine scholen samen aanpakken

Gepubliceerd op 12 februari 2020

Deze week werd bekend dat in Amsterdam wéér een basisschool gaat sluiten wegens het lerarentekort, de vierde binnen een jaar. Ook dit keer gaat het weer om een kleine school, 79 leerlingen, waarvan het schoolbestuur besloten heeft tot opheffing, omdat de kwaliteit van het onderwijs niet langer meer is te garanderen. De school blijkt te kwetsbaar in deze tijd waarin de gevolgen van het lerarentekort vooral in een grote stad als Amsterdam extra hard aankomen.

Basisschool De Avonturijn in De Pijp

 

Na de 16e Montessorischool en De Waaier volgden afgelopen week De Avonturijn en de Linnaeus. Al deze vier scholen waar het doek gaat vallen of reeds is gevallen kennen dezelfde problematiek: een fors teruggelopen aantal leerlingen, inmiddels onder de 80, waardoor noodgedwongen met combinatiegroepen wordt gewerkt, en waar de kwaliteit van het onderwijs steeds meer onder druk komt te staan. Het huidige lerarentekort maakt de kwetsbaarheid alleen nog maar groter.

Opheffing omzeilen

In Amsterdam is de opheffingsnorm voor een basisschool 195 leerlingen. Zit een school daar drie opeenvolgende jaren onder, dan stopt de bekostiging door de overheid en betekent dat opheffing. Tóch kent Amsterdam 39 basisscholen die al jaren onder deze norm zitten. Omdat al deze scholen onder een groot schoolbestuur met veel (grote) basisscholen vallen, profiteren zij van de regel van de gemiddelde schoolgrootte. Dat wil zeggen dat scholen die ver boven de norm van 195 zitten het voortbestaan van hun zwakkere broeders kunnen compenseren.

Het is deze compensatieregel die het voortbestaan van al die te kleine basisscholen dus in stand houdt. Vaak tegen de verdrukking in tot er een vorm van uitputting dreigt. Wettelijk gezien hoeft zo'n school niet opgeheven te worden. Of het verstandig is zo'n school koste wat kost in stand te houden valt hevig te betwijfelen. Waarom b.v. niet tijdig samenvoegen met een grotere school of met een andere kleine basisschool?

Fusie binnen of buiten eigen zuil

Het probleem om al of niet tijdig samen te voegen zit hem vooral in de verzuiling van het onderwijs. Er zijn openbare, katholieke en prot.-christelijke scholen, om ons even tot de drie grootste zuilen te beperken. Elke zuil heeft zijn eigen schoolbestuur: in Amsterdam één of meer per zuil. Elk schoolbestuur houdt zijn eigen scholen zolang mogelijk in stand. In feite is dat ook de doelstelling van een schoolbestuur: scholen op te richten of in stand te houden vanuit de eigen (religieuze) richting die men nastreeft. Bij terugloop van leerlingen zagen we in het verleden dat scholen van dezelfde richting, vaak onder één schoolbestuur, al gingen fuseren. Voorbeeld: De Avonturijn in De Pijp, een van de vier die binnenkort gaan sluiten, is destijds ontstaan uit drie andere r.k. basisscholen in de Pijp die in leerlingenaantal terugliepen: de Martinusschool in de Servaes Noutsstraat, de Vredesschool in de Ferdinand Bolstraat en de Joannesschool in de Rustenburgerstraat.

Trendbreuk

Als het schoolbestuur nú óók weer had besloten om De Avonturijn te laten fuseren met een van haar andere r.k. scholen, had dit met de Catharinaschool in de Vechtstraat moeten gebeuren. Voor de meeste ouders is dit echter een stap te ver uit hun buurt. Dat het schoolbestuur van De Avonturijn nu met het bestuur van de openbare Springstok in De Pijp tot een deal is gekomen is opmerkelijk als trendbreuk, maar in deze tijd alleszins begrijpelijk. Er zullen immers nauwelijks ouders zijn die op grond van de richting van de school een andere keus zouden willen maken. Zoals het er nu naar uitziet zullen alle 78 leerlingen naar de naburige openbare school overstappen. Er kunnen zelfs drie leerkrachten mee. Opmerkelijk detail: ook De Springstok zit nu nog ruim onder de opheffingsnorm en zal na de 'fusie' rond de 200 leerlingen gaan tellen.

Verzuiling als bottle-neck

In feite heeft Amsterdam te veel kleine basisscholen. Zolang de regelgeving van de gemiddelde schoolgrootte het toelaat, worden zij tegen de verdrukking in in stand gehouden. Naar verhouding zijn deze scholen te duur, het geld zou beter besteed kunnen worden door ze samen te voegen: met elkaar of met grotere scholen. Bottle-neck hierbij is de verzuiling, aangezien door de spreiding van deze scholen over de stad samenvoeging eigenlijk alleen mogelijk is met scholen van een andere zuil. Dit wordt veelal als een patstelling gezien waardoor er in feite nog maar twee mogelijkheden zijn:

1) net zolang doorgaan tot de school het niet meer redt, hetzij vanwege de gemiddelde schoolgrootte, hetzij vanwege de bedreigde kwaliteit;

2) de schoolbesturen van de verschillende richtingen bekijken met elkaar welke scholen zij gaan uitwisselen in een samenvoegingsproces.

De onder 1 genoemde 'sterfhuisconstructie' hoort wat mij betreft zeker niet thuis op een school waar we met kinderen immers optimaal willen werken aan hun toekomst.

De tweede oplossing is volgens mij dé uitdaging waar de huidige Amsterdamse schoolbesturen voor staan, mits dit dan wél stadsbreed wordt aangepakt. Want -anders dan in plattelandsgemeenten- is Amsterdam is juist wél weer groot genoeg om te bewerkstelligen dat van die 39 te kleine scholen elke zuil een nagenoeg gelijk aantal scholen zowel overdraagt aan als overneemt van een ander schoolbestuur met een andere richting. In De Pijp is gebleken dat de ouders niet de richting van de school bepalend vinden voor de overstap, maar de kwaliteit van het onderwijs.

Een schoolbestuur is wellicht (nog van oudsher) geneigd vanuit de richting van de zuil te handelen. Maar zijn het immers niet de ouders van de leerlingen aan wie de keus moeten worden overgelaten welk onderwijs zij wensen? En hoe mooi zou het zijn als de gezamenlijke schoolbesturen die vrijheid van onderwijs gaan faciliteren door al hun te kleine scholen evenwichtig over de bestaande richtingen te hergroeperen...